Een wandelroute over de rivierduinen, waar eeuwenoud hakhout door vrijwilligers nog steeds beheerd wordt en waar je over de oude begraafplaats Bergklooster in de voetsporen treedt van Thomas à Kempis. Een route met volop religieus en groen erfgoed. Welkom in het rivierenlandschap bij Zwolle!
Je kunt parkeren op de grote parkeerplaats bij de Agnietenplas, Haersterveerweg 29A, 8034 PJ Zwolle
De route volgt grotendeels het wandelnetwerk. Op de Agnietenberg wijken we af vanwege het prachtige oude hakhoutbos. De paden zijn goed begaanbaar.
Ga na het theehuis rechtsaf de Agnietenbergweg in en direct rechtsaf het bos in door de hekken.
Zodra je in het bos bent ga je door de hekken en neem je het rechterpad omhoog (dit wijkt af van het pad dat de routepaaltjes aangeven)
Je loopt over de duinen, richting het westen
Geriefhoutbosjes horen thuis in het agrarisch landschap. Ze zijn ontstaan omdat mensen hout nodig hadden in 't dagelijks gebruik ofwel het gerief. Een geriefhoutbosje biedt veel variatie in struiken en bomen. Het beheer draagt bij aan een aantrekkelijk landschap en cultureel en immaterieel erfgoed.
Door beheer ontstaat variatie: hakhout, overstaanders, besdragende en bloeiende struiken. Variatie biedt dieren goede nest-, schuilgelegenheid en voedsel door besdragende en bloeiende struiken. Ook zorgt het voor verbindende structuren in het landschap, waarlangs dieren en planten zich verplaatsen.
Volg het rechterpad over de duinen
Naar alle waarschijnlijkheid staat op de Agnietenberg al vanaf het jaar 1300 eikenhakhout. En daarmee is dit één van de oudste eikenhakhoutbossen van Overijssel. Tegenwoordig in beheer door de Rova in opdracht van de gemeente Zwolle, ondersteund door lokale vrijwilligers via Landschap Overijssel.
Het beheer en onderhoud van eikenhakhout, geriefhout, was noodzakelijk voor het leven van alle dag van de mensen in de Middeleeuwen. Voor het bakken van je brood, het roken van de paling en het verwarmen van je woning had je hout nodig.
Daarnaast was hout nodig voor het maken van hekwerk, meubels en gebinten. Voor gebinten werd het liefst eikenhout gebruikt, want dat was sterk en duurzaam. Ook de eikenbast was nodig voor het dagelijks leven. Hierin zit namelijk een looistof die nodig was om leer te kunnen bewerken.
Zo eens in de 10 jaar werd het hout afgezet. Het bos was verdeeld in verschillende percelen zodat er elk jaar voldoende hout was. De grond werd 'schoon' gehouden om zoveel mogelijk licht bij de jonge uitlopers te krijgen. Toch ging er regelmatig een loot dood. Jonge boompjes werden daarom geplant.
Het pad dat je hier naar beneden ziet gaan is misschien wel zo'n duizend jaar oud. Onderzoekers denk dat door het telkens naar beneden sjouwen van het geriefhout op de rug van de mensen het pad elk jaar 1 mm dieper komt te liggen. Dat betekent dat dit pad wel eens 1000 jaar oud zou kunnen zijn.
Holle wegen kom je vooral in Limburg tegen. Maar ook in dit reliëfrijke gebied waar paden al heel lang gebruikt worden vind je dit soort wegen. De paden lopen vaak vrij recht naar beneden. Mensen namen de kortste route met zo'n zware bos takken op de rug.
Volg het rechter pad
Je komt bij het einde van het bos. Volg de groene routepaaltjes terug het bos in tot het einde van het bos. Daarna gaan we over op een andere kleur van het routenetwerk. Let op halverwege kun je een klein uitstapje maken naar één van de bijzonderste hakhoutbomen van dit bos.
Dat dit een oud bos is kun je onder andere zien aan de rafelige rand van het bos, meelopend met de natuurlijke begrenzing. Vanaf ongeveer 1700 zie je dat bosranden vaak rechtgetrokken zijn. Daarnaast zijn er nog wallen te zien, die het vee buiten hielden om de jonge uitloop een kans te geven.
Ook kenmerkend voor de oude bossen is de bodem. Arme zandgronden met een soort smeerlaag van verteerd bladstrooisel en veel reliëf. Bossen lagen niet op de beste gronden. Vaak lagen ze ver van de bewoonde wereld. Nu niet meer voor te stellen, maar de stad Zwolle was toen nog best een eind weg.
Hier zie je maar liefst vier vormen van hakhoutbomen terug. Best bijzonder! Je vindt hier zogenaamde klompvoeten, stobben, stoven en stobbenstoven. Ook als het hakhout niet meer beheerd wordt kun je de hakhoutbomen nog herkennen. Dit weten we dankzij Piet Bremer die dit bos grondig onderzocht.
Klompvoeteiken zijn eiken die je kunt herkennen aan één opgaande stam met aan de basis een behoorlijke verdikking naar één kant. Het is het resultaat van het niet meer beheren van de stobben. Er staan er hier vele.
Een stobbe is de stronk die overblijft nadat de stam is afgezet. Soms laat men één tak staan, dat heet een spaartelg. De spaartelg werd gebruikt voor het geval er hout nodig was voor bijvoorbeeld gebinten in boerderijen.
Een stoof is het onderste deel van een boom die regelmatig van zijn takken is ontdaan voor de winning van hakhout.
Bij een stobbestoof zie je niet direct dat het om één boom gaat, doordat de stobben onder de grond met elkaar verbonden zijn. Als er nieuw blad aan de boom komt zie je dat het tegelijkertijd gebeurt en de kleur van het blad hetzelfde is. Stobbestoven en stoven kunnen heel oud en groot worden.
Hieronder zie je een afbeelding van Piet Bremer waarin hij de verschillen uitlegt tussen de soorten. Links als je het hakhout blijft beheren (dus regelmatig 'oogst'), rechts als je geen beheer meer toepast.
Heel bijzonder is deze naar alle waarschijnlijkheid 300 jaar oude tamme kastanjestoof. Al deze uitlopers komen van één tamme kastanje. Onder de grond bevindt zich de stoof van waaruit de boom zich ontwikkelt. Het is één van de oudste bomen van het bos en ook door de soort een heel bijzondere.
De tamme kastanje is een soort die van oorsprong voorkomt in mediterrane landen. Het hout kun je goed gebruiken voor bijvoorbeeld palen en hekwerk. De soort kun je vaak goed herkennen aan het afgevallen blad dat maar langzaam verteert waardoor het lang blijft liggen.
In de herfst kun je de enorm stekelige bolsters vinden met daarin de tamme kastanjes die voor mens en dier eetbaar zijn.
Je loopt door het hek naar de Agnietenbergweg en volgt vanaf hier tot de volgende oversteek van een asfaltweg (de Haersterveerweg) de gele route. Routepaal J62
Heel bijzonder is de aanwezigheid van de zeldzame knoflookpad in dit gebied. Hij heeft zowel water als de zanderige grond nodig die je hier vindt. Het is namelijk een echte graver. Zijn naam heeft hij te danken aan de lichte knoflookgeur die hij verspreidt bij verstoring.
Loop even naar beneden en bekijk de oudste boom
Bij het oversteken van de weg volg je vanaf hier de groene route rechtdoor het bos in. Deze route blijf je volgen tot aan de parkeerplaats.
In de zomer van 1717 merkte een boerin op landgoed Kranenburg dat één van haar koeien dagelijks leeggemolken was. Ook werd er honing uit bijenkorven gestolen en verdwenen groenten uit moestuinen. Boeren uit het nabijgelegen Berkum besloten tot een klopjacht.
In juli van datzelfde jaar vonden ze een vrijwel naakt meisje van rond de 18 jaar. Haar huid was helemaal donker van het vuil en voelde ruw aan. Ze kon niet praten, alleen een paar ongearticuleerde klanken kon ze uitbrengen. Zou dit een wolfskind zijn?
De boeren brachten haar naar Zwolle, waar een weduwe zich over het meisje ontfermde. In het gemeentearchief zijn de kwitanties bewaard gebleven voor de gemaakte onkosten ‘ten behoeve van het vrouwmens uijt de Cranenberger bos’.
Dit bijzondere verhaal trok in die tijd internationale aandacht. Zogenaamde wolfskinderen die opgroeiden zonder volwassenen stonden zeer in de belangstelling. Door al deze publiciteit kwamen ze erachter dat het meisje uit Antwerpen kwam en dat ze de naam Anna Maria Jennaert had.
Door de duidelijke beschrijving van lichaamskenmerken wist haar moeder zeker dat het om haar vermiste kindje ging. ‘… hebbende aen d’een kaecke en kinne een putteken, ende aen de slincke wynbrauwe een lijckteeken… ende aen den slincken voet twee teenen aen malkanderen.’
In 1718 kon moeder Anna haar dochter in haar armen sluiten. Maar hoe Anna Maria in de buurt van Zwolle terechtkwam, is tot op de dag van vandaag een groot raadsel. Ook weten we niet of ze ooit heeft leren spreken. Historicus Wim Coster schreef in 2018 een mooi boek over het meisje: "Het Wolfsmeisje"
Begraafplaats Kranenburg is één van de grootste begraafplaatsen van Nederland. Je kunt nog altijd het oude landgoed in herkennen in de vijver, de oude bomen en de padenstructuren. Met maar liefst 500 plantensoorten en vele vogels is het een bijzondere en prachtige plek.
Aan de linkerkant is het bosgedeelte waardoor we zo de wandeling vervolgen. Aan de rechterkant vinden we het oudere deel dat een parkachtige opzet heeft en waar de grafstenen opgaan in de natuur. Je vindt hier vele oude bomen met in het voorjaar stinzenplanten.
Rechtsachter vinden we de nieuwste gedeeltes met ook hier een prachtige opzet. Hier bevinden zich het crematorium en een herdenkingsruimte. Op dit deel van de begraafplaats is ook een ingericht om mensen met een islamitische geloofsovertuiging te begraven. Ook is hier een Chinese begraafplaats.
"De Kranenburg moet een bijzonder groot huis zijn geweest, een waar slot; een gebouw van uitzonderlijke omvang, althans voor Overijsselse begrippen," zo staat beschreven in De havezaten van Salland en hun bewoners van jhr. A.J. Gevers en A.J. Mensema.
In 1580 werd het huis echter vernield door de terugtrekkende troepen van de graaf van Rennenberg, na een mislukte aanslag op de stad Zwolle om die weer onder Spaanse heerschappij te brengen. Halverwege de 17e eeuw werd een nieuwe havezate gebouwd, die in 1844 werd afgebroken.
In 1926 werd de gemeente Zwolle eigenaar van het landgoed en stichtte er de huidige begraafplaats, grenzend aan de oude begraafplaats Bergklooster.
Op de Sint Agnietenberg werd in de 14e eeuw een klooster gesticht. Het Bergklooster. De kloosterlingen en buren van het klooster werden vanaf toen al begraven op deze plek. Het klooster zelf werd afgebroken eind 16e eeuw. De begraafplaats bleef in gebruik.
Op de begraafplaats vind je nog heel oude graven en prachtige bomen. Door de zandige, schrale ondergrond komen hier bijzondere planten- en diersoorten voor zoals de knoflookpad en vind je hier de grootste groeiplek van het duifkruid.
Op oude begraafplaatsen zie je dat bomen in treurvormen in combinatie met donkere soorten als taxus en hulst zijn aangeplant. De bomen verstreken de melancholische en droevige sfeer. Op veel oude grafstenen vind je het bekende zwarte treurboompje als symbool. De boom huilt mee met de nabestaanden.
Hier zie je een prachtig exemplaar van de treurberk, Fagus sylvatica 'pendula'. De twijgen bewegen al bij het geringste zuchtje wind. Pendula betekent ‘(af)hangend’. De treurbeuk symboliseert in de christelijke symboliek de tranen van verdriet die wegzakken in de aarde.
Op veel grafstenen zie je ook de buxus, vroeger wel palmboompje, genoemd. Ook deze verwijzen naar het eeuwige leven omdat ze hun blad niet verliezen.
Eén van de beroemdste inwoners van Zwolle heeft hier geleefd. Thomas van Kempen. Hij werd geboren rond 1380 als zoon van een smid en onderwijzeres in het Duitse Krefeld. Net als zijn broer werd hij naar de Latijnse school in Deventer, het centrum van de moderne devotie, gestuurd.
Kopiist, schrijver en mysticus Thomas van Kempen leefde in het augustijner klooster, het Bergklooster dat op de plek van de huidige begraafplaats gestaan heeft. Hij behoorde tot de moderne devoten en was een volgeling van Geert Grote en Florens Radewijns.
Deze spirituele beweging die aan het eind van de 14e eeuw opkwam in de katholieke kerk ontstond uit onvrede met de misstanden onder geestelijken en kerkelijke leiding. De moderne devoten streefden naar persoonlijke levensheiliging en praktische levenswijsheid.
In het begin van de 15e eeuw schreef Thomas van Kempen, of Thomas à Kempis in het Latijn, hier zijn bekendste werk 'In navolging van Christus'. In de Middeleeuwen was het na de bijbel het meest verspreide boek ter wereld. Hij overleed in Zwolle op 25 juli 1471.
Het monument is ontworpen door architect Pierre Cuypers. Je ziet een Keltisch kruis met de symbolen van de vier evangelisten. Thomas à Kempis lag oorspronkelijk begraven op Bergklooster, zijn resten zijn na omzwervingen als reliek beland in de Basiliek Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming in Zwolle.
Benieuwd naar meer verhalen over Thomas á Kempis? Breng dan een bezoek aan 'ANNO, Museum in de Maak' in Zwolle, sinds mei '22 open voor publiek.
Museum ANNOOp de kruising van de Bergkloosterweg met de Haersterveerweg ga je rechtsaf terug naar de parkeerplaats.
Deze route is samengesteld door Landschap Overijssel.